Diep in ons verborgen, onder een steen, diep in het water of onder de wortels van een bloem, ligt een verlangen in ons te wachten om ontdekt te worden. In de drukte van alle dag, in alles wat we doen, zoeken we vervulling. En ergens diep van binnen weten we dat we dat er nog een verborgen verlangen wacht om vervulling te geven die dieper reikt.
Durven we ons verlangen werkelijk te voelen? Durven we het verlangen aan te kijken en in te ademen?
Verlangen om aangeraakt te worden? Verlangen om buiten te gaan wonen? Verlangen om die droom van vroeger: gymleraar te worden, eindelijk bewaarheid te maken? Verlangen om te weten wat ik ten diepste wil? Verlangen om gezien te worden?
Ze werkte al jaren bij dezelfde firma. ‘Het is wel ok, zei ze. Toen ze in een opstelling tegenover de firma stond, bleek hoe zwaar het woog op haar schouders. Haar lichaam was er eigenlijk al van weggedraaid. Waar naartoe? Het bleek een oud verlangen te zijn dat diep in haar sluimerde: een eigen bakkerij beginnen.
Door vooral te rennen of in een sleur te leven zonder werkelijke aandacht voor de gewone dagelijkse dingen, kunnen we ons verlangen vergeten of verbergen.
We sluiten zefs contracten onbewust af: met onszelf en met de ander. Bijvoorbeeld door altijd bezig te zijn en niet even stil te zitten, zodat we een goed gevoel hebben van productief bezig zijn, maar het verlangen om verbinding te maken met wat er werkelijk speelt, zo kunnen vergeten. Of een verborgen contract met een ander: om aardig gevonden te worden altijd maar vriendelijk zijn, en zo door de ander gezien te worden. En het verlangen verborgen houdt om gezien te worden in wie je werkelijk bent. Er zijn zoveel contracten als er mensen zijn. Mensen zoeken elkaar vaak op contracten, die goed op elkaar aansluiten.
Verlangen is gericht op waarheid over onszelf. Durven kijken naar ons verlangen confronteert ons vaak, het brengt een gevoel van onrust. Alsof je je hele leven over moet doen of omver moet halen. Maar het gaat om het ontdekken van een nieuwe weg.
Soms duwt het leven ons verlangen naar de achtergrond, maar het dooft nooit uit. Juist het leven brengt ons vaak ook weer terug bij het verlangen, door een gebeurtenis die ons diep raakt, een lied, een uitspraak, een pijnlijke situatie.
Verlangen kan zowel bezielen als ziek maken. Vanuit bezieling gaan we op weg, geven we vorm en ervaren vervuling. Verlangen kan ziek makend zijn als we blijven terug denken aan ‘hoe het was of had kunnen zijn’. Na een groot verlies blijven we vaak achter met een die verlangen naar herstel van het oude. Het leven van nu ervaren we al leeg. Het is dan van belang om die bepaalde situatie of persoon die je verloren hebt, betekenis te geven. En deze betekenis opnieuw te intergreren in je leven.|
Maar bij afscheid komt ook een diep transformatieproces op gang, het voelt als sterven. De nacht van de ziel. In deze reis is het belangrijk het contact met je verlangen niet te verliezen. Zij is dan een baken op je reis, door de woestijn. Zoals de Israelieten het Beloofde Land voor ogen hadden en zo de moed opbrachten 40 jaar te reizen door de woestijn. Het verlangen brengt je bij nieuw leven.
Verlangen heeft twee kanten. Verlangen brengt ons ergens naar toe, zet ons in beweging. Ze brengt waarheid over onszelf aan het licht, verlangen helpt ons op weg te gaan. De andere kant van verlangen is dat er een gemis is. Er is geen verlangen zonder gemis. Dat gemis, dat met verdriet gepaard gaat, mogen we onder ogen komen en nemen. Anders verwordt verlangen tot een ‘leven in de toekomst’ en niet nemen wat er nu is. In het hier en nu leven en nemen wat het leven brengt, en in beweging gezet worden om nieuwe wegen te gaan aangewakkerd door het verlangen, dat is een kunst. Ook wel levenskunst genoemd.
Omdat het vaak zo moeilijk is om ons gemis onder ogen te komen, verbergen we ons verlangen liever en spreken we met onszelf en anderen contracten af: als ik je help dan ben ik van betekenis in je leven, dat is fijn, maar vraag niet verder, kijk me niet diep in de ogen, want dan voel ik wat ik al die jaren gemist heb.
Hij durft het niet te zeggen tegen haar. Als die jaren heeft hij het verzwegen, door het niet weten wat er dan gebeurt. Tegenover hem in de opstelling kijkt zij hem liefdevol aan: ‘ik weet het toch al lang, maar ik wacht tot jij de moed hebt om over de brug te komen. Daar verlang ik zo naar, want dan zijn we weer samen’. Hij zet een eerste stap naar haar toe. En dan voelt hij ineens het enorme verdriet. Het verdriet dat niet met haar te maken heeft, maar met zijn vader naar wie hij niet uit heeft kunnen reiken. Een gapend gat, een onoverbrugbare brug. Zwijgen hielp het verlangen stillen. En nu tegenover zijn vrouw gebruikte hij het zwijgen ook als bescherming, maar het verlangen was daardoor ook verdwenen. En nu de eerste stap..
Ik hoop dat je op een dag het verlangen tevoorschijn haalt onder die steen, bij de wortel vandaan of uit het water. Je zult zien je tuin gaat er rijker van bloeien.